De kegel is een ruimtelijk figuur met een rond grondvlak. Snijvlakken uit de kegel hebben de vorm van een cirkel, ellips, parabool of hyperbool. Alle zijden komen uit in een gezamenlijk punt.

Het verschil tussen inhoud en volume
Onder inhoud verstaan we wat er in een ruimtelijk figuur past. Bij volume hebben we het over de ruimte dat een object inneemt. Bij inhoud moet je denken aan de hoeveel water dat in een piramide/kegel past. Bij volume moet je denken aan hoeveel ruimte de piramide/kegel inneemt.

Een kegel heeft een grondvlak met een straal van 10 cm. De hoogte is 20 cm. Het grondvlak is 314,16 m². Het volume is 2094,4 cm³.

G = π*r²
G = π*10²
G = 314,16 cm²

V = 1/3G*h
V = 1/3*314,16*20
V = 2094,4 cm³